
Verenigde Naties
Gedetailleerde bevindingen van de onafhankelijke internationale feitenonderzoekscommissie over de Islamitische Republiek Iran
18 maart 2025
Dit document bevat de samengevoegde bevindingen van het tweejarig onderzoek van de Commissie. De bevindingen bevestigen dat de staatsautoriteiten grove mensenrechtenschendingen hebben begaan bij de onderdrukking van de protesten die op 16 september 2022 begonnen, waarvan sommige neerkomen op misdaden tegen de menselijkheid. Het document bevat aanvullende informatie en bewijsmateriaal met betrekking tot de feiten en omstandigheden in de context van de protesten, waaronder het gebruik van geweld, behandeling in detentie en daarmee samenhangende straffeloosheid.
De Commissie breidde haar onderzoek verder uit naar de behandeling van kinderen, LGBTQ+-personen en etnische en religieuze minderheden. Ook onderzocht zij sterfgevallen onder demonstranten die door de Staat als “zelfmoord” werden afgedaan, evenals het wijdverbreide gebruik van “schijnexecuties” als vorm van psychologische marteling tijdens detentie.
Tweeënhalf jaar na het begin van de protesten in september 2022 worden vrouwen en meisjes nog steeds systematisch gediscrimineerd, zowel wettelijk als in de praktijk, met name bij de handhaving van de verplichte hijab. De autoriteiten nemen nog steeds nieuwe maatregelen om de rechten van vrouwen en meisjes te onderdrukken. Dit gedrag weerspiegelt een aanhoudende en systematische vervolging gericht op het onderdrukken van hun recht op gelijkheid.
Deze vervolging strekt zich ook uit tot slachtoffers en hun families, die systematisch het zwijgen wordt opgelegd, evenals tot mensen die hun solidariteit tonen, zoals mensenrechtenverdedigers, advocaten, leraren, vakbondsleden en journalisten. Velen van hen zijn gedwongen Iran te verlaten. Tegen deze achtergrond intensiveerde de Staat het toezicht, beperkte de digitale ruimte verder en breidde de repressie uit tot buiten de grenzen van Iran om mensen het zwijgen op te leggen – zowel binnen als buiten het land. De gerechtelijke intimidatie van slachtoffers en hun families ging onverminderd door. Al deze acties wijzen op een gecoördineerde staatsinspanning om afwijkende stemmen de kop in te drukken, waarmee een klimaat van angst en straffeloosheid in stand wordt gehouden en slachtoffers hun recht op waarheid, gerechtigheid, verantwoording en herstel wordt ontzegd.
Tot nu toe zijn tien mannen geëxecuteerd, en lopen minstens elf mannen en drie vrouwen acuut risico op de doodstraf of executie in het kader van de protesten. Het gebruik van de doodstraf tegen vrouwelijke activisten en mensenrechtenverdedigers is aanzienlijk toegenomen, met name na veroordelingen voor zogenaamde nationale veiligheidsmisdrijven die verband houden met hun activisme.
Hoewel er enige inspanningen zijn geleverd om slachtoffers van de protesten genoegdoening en compensatie te bieden, blijven de binnenlandse wegen tot genoegdoening ontoereikend. De Staat blijft zijn verantwoordelijkheid voor grove mensenrechtenschendingen ontkennen, waarvan sommige volgens de Commissie neerkwamen op misdaden tegen de menselijkheid. Er blijven obstakels bestaan voor het verkrijgen van gerechtigheid in Iran, waaronder voortdurende intimidatie van en dreiging tegen mensen die gerechtigheid zoeken, binnen een rechtssysteem dat fundamenteel onafhankelijkheid ontbeert. De Commissie bevestigde ook in gesprekken met het door de president aangestelde “Speciale Comité voor het Onderzoek van de onrust in 2022” dat herstel en compensatie voor slachtoffers ontoereikend blijven.
De Commissie benadrukt dat het van essentieel belang is dat er ondanks alle obstakels blijvende en uitgebreide inspanningen worden gedaan om verantwoording te eisen, zowel binnen Iran als daarbuiten, in overeenstemming met de rechten en verwachtingen van slachtoffers en overlevenden. In dit document schetst de Commissie daarom een routekaart voor gerechtigheid en verantwoording, die de internationale gemeenschap en andere betrokkenen kunnen overwegen, waaronder voorstellen voor gerechtelijke vervolging, juridische hervormingen en ondersteuning aan slachtoffers en overlevenden, zoals het verstrekken van humanitaire visa en het oprichten van een slachtofferfonds.
De Commissie verdiepte haar onderzoek naar de verantwoordelijkheid van staatsorganen en functionarissen voor grove mensenrechtenschendingen en internationale misdrijven, met betrekking tot het gebruik van geweld, detentie, het rechtssysteem en de handhaving van de verplichte hijab. Dit omvat het onderzoek naar de rol, structuur en verantwoordelijkheden van de IRGC, de Basij, het ministerie van Inlichtingen, het ministerie van Binnenlandse Zaken, de politie (FARAJA), inclusief de speciale eenheden, en de “Zedenpolitie”, de provinciale gouverneurs en de rechterlijke macht. Gezien hun rol en autoriteit binnen deze instanties dragen de hoofden van deze entiteiten verantwoordelijkheid.
Gezien de ernst van de bevindingen betreffende mensenrechtenschendingen en misdaden tegen de menselijkheid, en het aanhoudende risico op geweld tegen mensen die hun ongenoegen blijven uiten of het staatsbeleid blijven bekritiseren, is het essentieel dat de Mensenrechtenraad zich blijft inzetten voor de situatie in de Islamitische Republiek Iran.
De Commissie concludeerde verder dat de mensenrechtenproblematiek in Iran omvangrijk en complex is, en de tijds- en inhoudsgrenzen van haar mandaat overschrijdt. Daarom stelt zij voor dat de Raad, na afronding van haar mandaat, overweegt een onafhankelijk orgaan in te stellen om dit werk voort te zetten. Dit orgaan zou ernstige mensenrechtenschendingen en misdaden tegen de menselijkheid in Iran – zowel uit het verleden als die nog gaande zijn – moeten blijven onderzoeken. Het moet ook de onderliggende oorzaken analyseren, zoals structurele en systemische discriminatie op basis van geslacht, etniciteit, religie of politieke overtuiging, en toezicht houden op zowel nationale als internationale verantwoording. Het zou ook bewijs moeten blijven verzamelen, controleren en bewaren voor juridische procedures. Dit onafhankelijke orgaan moet een expliciet mandaat hebben om samen te werken met rechterlijke autoriteiten die voldoen aan internationale mensenrechtennormen, evenals met andere juridische of quasi-gerechtelijke instanties die zich inzetten voor de bescherming van de rechten van slachtoffers, in nauw overleg met slachtoffers, overlevenden, maatschappelijke organisaties, VN-mensenrechtenmechanismen, inclusief de Speciale Rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Iran en andere relevante partijen.