Dit is een toespraak van Fariedeh Gudarzi, ex-politieke gevangene, die ze uitsprak tijdens de conferentie “Oproep voor rechtvaardigheid” in Parijs.
Ik ben Fariedeh Gudarzi, sympatisant van” Nationale raad van Iraanse verzet”. Twee maanden geleden ben ik Iran ontvlucht. Tijdens de revolutie  tegen de Shah heb ik kennisgemaakt met de Oppositie groepen. In de zomer van 1983 werd ik opgepakt, waarna ik 5,5 jaar vastzat in de stad Hamedan.
In die tijd ben getuige geweest van de massamoord in 1988.
In de zomer van 1983 werd ik samen met mijn man en mijn broer gearresteerd. Ik was hoogzwanger. Gelijk na de arrestatie werd ik naar de martelkamer  gebracht. Dit is een donkere kamer waarin alleen een bed staat, waarop de gevangene wordt vastgebonden. En er liggen elektrische kabels waarmee  de gevangen wordt geslagen en gemarteld.
Ik werd gemarteld. Een van de aanwezigen was Ibrahim Raiessi, toentertijd de procureur-generaal van Hamadan en later een lid van de  ‘Dood-commissie’ voor de massamoord op 1988.

Mijn arrestatie ging gepaard met fysieke en psychische martelingen. Elf dagen later werd mijn kind, Iman geboren. Na de geboorte van mijn kind  werden we samen naar een isoleercel gebracht. Het was een verschrikkelijke situatie. Ik had een baby gekregen en moest ook een paar keer per  dag een verhoor ondergaan. Af en toe kon ik mijn kind alleen met water en suiker voeden. Hij was erg ziek. De stilte bij de isoleercellen werd  onderbroken door mijn huilende baby, die de sfeer  voor andere gevangenen extra bedrukte.
Pas na zes maanden kreeg mijn familie te horen dat we waren opgepakt. Omdat ik zou worden geëxecuteerd, heb ik mijn kind meegegeven met mijn  familie toen die op bezoek kwam. Het afscheid was bitter, van mijn kind dat huilend niet uit mijn armen weg wilde gaan. Enkele dagen later moest ik een kledingstuk meegeven, omdat mijn kind was erg ziek geworden sinds hij van mij was gescheiden. Een arts adviseerde een kledingstuk van mij naast hem te leggen, dan zou hij beter worden.
Mijn man, Behzad Afsahi, werd in mei 1984 na vele martelingen opgehangen. Mijn zus, Fariba Gudarzi, is een marteldood gestorven in de operatie  “Eternal Light”.
In 1988 ben ik voor drie maanden naar de isoleercel van IRGC gebracht en veel gemarteld. In die tijd werden elke avond gevangenen geëxecuteerd.
Dit gebeurde in stilte en onder zware veiligheidsmaatregelen.
Mijn broer, Parwiez, behoorde tot de eerste groepen van geëxecuteerden in 1988. Toen mijn familie in hun zoektocht naar nieuws over mijn broer  naar het gebouw van de “rechtbank” van het regime waren gegaan, troffen ze daar veel andere families die ook niets wisten over de lot van hun  dierbaren. Daar  werden ze geconfronteerd met het nieuws dat hun dierbaren  waren geëxecuteerd.
In vele jaren na mijn vrijlating moest ik leven onder het juk van veiligheidsdiensten van het regime waar ik alle sociale rechten had verloren.
Mijn zoon Iman werd later ook opgepakt als sympathisant van Oppositie groep. Toen hij werd vrijgelaten, zijn we samen naar het buitenland gevlucht.
Hier wil ik van de gelegenheid gebruikmaken en Nationale raad van Iraanse verzet  bedanken voor de beweging die ze hebben gestart om de  verantwoordelijken voor de massamoord in 1988 ter verantwoording te roepen. Jullie zijn  stem van vele moeders en vaders die het verlies van hun kind nog met zich meedragen. U geef ze hoop en troost.
Ik ben hier om me aan te sluiten bij deze beweging voor rechtvaardigheid voor 120.000 Oppositieleden en andere strijders tegen het regime,
waaronder mijn man, mijn zus, mijn broer en mijn beste vrienden. Met uw beweging voelen we ons gesterkt om ons in te zetten om de
verantwoordelijken voor de massamoord voor de rechter te brengen. Hopelijk zullen alle misdadigers van dit regime zullen worden berecht!